I work as a lecturer in the Department of Clinical Psychology. My specialism is Sexology. I like the broad and interdisciplinary approach that is distinctive of sexology and I have many interests in this field, to mention a few: culture, desire, disorders, education, gender, history, love, methodology, and motivation. Aside from sexology, I’m also interested in teaching methods and involved in the TLC, teaching awards, and BKO. As a union AOb member, I’m part of the FMG Works Council.
Leren met plezier
Binnen de kaders van bijvoorbeeld wetenschap, politiek en het CvB zijn er goede documenten over onderwijsvisie beschikbaar, op de werkvloer vind ik echter de onderwijsvisie vaak alleen impliciet en te weinig expliciet aanwezig. Het zou goed zijn meer verschillende onderwijsvisies te communiceren met studenten, docenten en leidinggevenden. Ik hoop dan ook dat een document als dit daaraan een bijdrage geeft.
‘Leren met plezier’ heb ik gekozen als titel voor mijn onderwijsvisie: werken en doceren met plezier is mijn motivatie. Gedrag van individuele mensen en het inzicht dat psychologie als gammawetenschap biedt, boeide mij toen ik student was en boeit mij nog steeds. Onderzoek doen en vooral doceren doe ik met veel voldoening. Jonge mensen iets te mogen leren, te enthousiasmeren voor het vak en te stimuleren in hun ontwikkeling, daar blijf je zelf ook jong bij en daarmee raak je zelf ook nooit uitgeleerd. Leren is groeien en als het goed gaat, leren zowel de student als de docent.
‘Leren met genoegen’ overwoog ik nog, in plaats van ‘leren met plezier.’ Misschien dat niet alle lezers van de term plezier houden, dat die teveel associaties oproept met ‘alles moet leuk zijn.’ Voor mij is plezier geassocieerd met vreugde, betrokkenheid, nieuwsgierigheid, werklust en enthousiasme. Als mensen studeren/doceren met plezier, is al veel gewonnen.
De universiteit is een prachtige plek voor velen, een plek waar veel mensen met plezier leren. Naast mijn liefde voor het psychologieonderwijs, houd ik ook van de UvA als grote Amsterdamse academische gemeenschap. Juist de grootschaligheid van de UvA, met zijn heterogene studenten- en docentenpopulatie, spreekt mij aan. Deze variatie zie ik als een sterk punt, dat zorgt voor diepgang en creativiteit van onderwijs en onderzoek. Ook het Amsterdamse spreekt me aan, Amsterdam is een kleine wereldstad met een trotse en (positief) kritische houding, die je binnen de UvA kan terugvinden.
Talloze aspecten kunnen bijdragen aan plezier, voor mij persoonlijk zijn er drie belangrijk: vrijheid, variatie en het belang van onderwijs in de organisatie.
Vrijheid
Veel studenten en docenten vinden de vrijheid binnen de universiteit heel belangrijk. Bijvoorbeeld je vrij voelen een mening te vormen en die te uiten. Hiervoor moet een inspirerende en veilige sfeer bewaakt worden. Dat er wetenschappelijk debat mogelijk is over tal van onderwerpen en er een professionele en integere organisatie is.
Ook vrijheid en autonomie binnen je eigen werk is belangrijk. Zowel studenten als docenten moeten niet worden onderschat in hun talenten, en een universiteit heeft als taak een klimaat te bieden waarin mensen zichzelf kunnen ontplooien. Studenten moeten eigen inhoudelijke accenten kunnen leggen en voor een belangrijk deel zelf hun leerstrategie kunnen bepalen. Docenten moeten eigen inhoudelijke en didactische accenten kunnen leggen.
Dit betekent niet: alles zoveel mogelijk vrij laten en afwezigheid van bestuur. Transparante en duidelijke regels moeten juist de kaders en rust (vrijheid) creëren voor mensen om zich aan hun primaire taak (in dit perspectief studeren of doceren) te kunnen wijden. Bijvoorbeeld voor studenten een duidelijke structuur in het curriculum, valideren van wat de opleiding beoogt, heldere eindtermen, een helder toetsbeleid, etc. Voor docenten duidelijkheid over de onderwijsinspanning die wordt verwacht, hoe we het werk verdelen over verschillende groepen, aandacht voor loopbaanperspectief, etc. Maar de ene regel kan de andere uitlokken, een toename van professionaliteit gaat al snel samen met een toename van regelgeving.
Inmiddels alweer lang geleden schreef ik mijn afstudeerscriptie rondom Erich Fromm’s boek ‘De angst voor vrijheid,’ daar moet ik nu aan denken. Hij maakte onderscheid tussen negatieve vrijheid, bijvoorbeeld in dit geval de hoeveelheid regels, en positieve vrijheid, de mogelijkheid tot zelfontplooiing. Beide soorten van vrijheid hangen samen maar de laatste is het belangrijkst, de mogelijkheden voor mensen om zich te kunnen ontwikkelen moeten actief worden bewaakt en bevorderd en de universiteit is daarvoor bij uitstek geschikt.
Variatie
Net als binnen mijn vak, de seksuologie, vind ik ook binnen het onderwijs in al zijn facetten variatie een belangrijk uitgangspunt om positief te benoemen. Psychologie (en al helemaal de FMG) biedt een grootschalige opleiding met brede keuzemogelijkheden. Er zijn verschillende specialisaties, er zijn studenten die gaan voor de breedte en studenten met een specialistische focus, er zijn fundamenteel en toegepaste onderzoekers, alfa- en bètaonderzoek, kwalitatief en kwantitatief onderzoek. Onderwijs is er in grote hoorcolleges, werkgroepen en individuele begeleiding. Er is blended learning. Deze variatie moeten we koesteren, dat vind ik het sterke punt van UvA-Psychologie en misschien enigszins paradoxaal ook hetgeen ons bindt binnen de UvA als geheel. Natuurlijk geeft het omgaan met variatie tal van uitdagingen, zoals bijvoorbeeld: wat betekent goed onderwijs voor zowel zwakke als sterke studenten, is er wel voldoende ‘variatie in mensen’ (beleid op diversiteit)?
Variatie wil ik speciaal noemen wat betreft de positie van psychologie als gammawetenschap. Juist de connectie met zowel de alfa- als de bètadisciplines is een win-win-winsituatie: winst voor aangrenzende disciplines aan de alfakant, winst voor aangrenzende disciplines aan de bètakant en winst voor de psychologie. Ik denk dat hier kansen liggen de opleiding te versterken. In mijn samenwerking met collega’s van sociologie en door onderwijs dat ik eens gaf binnen de opleiding Toegepaste Psychologie aan de HvA, bemerkte ik bij mezelf een te smal (kwantitatief-experimenteel) perspectief. Meer variatie in onderzoeksmethoden, meer aandacht voor bijvoorbeeld kwalitatief en toegepast onderzoek (twee verschillende dingen) lijkt mij nuttig.
Belang van onderwijs
Onderwijs is een kerntaak van de universiteit. Goed onderwijs is gebaat bij goed onderzoek, het sterke punt van universitair onderwijs is het model van een onderzoeker als docent (kan wat mij betreft ook andersom). Veel studenten verlaten onze opleiding echter als scientist practitioner en dan hoop je dat ze hun onderzoeksvaardigheden zullen inzetten in de banen waar ze terecht komen. De aansluiting met de beroepspraktijk kan beter en is niet alleen voor het HBO relevant. Een andere uitdaging is de onderwijsinspanning in het loopbaanperspectief zwaarder dan nu te wegen. Ook heeft Psychologie inhoudelijk overlap met disciplines als didactiek en onderwijskunde, onderwijskundige projecten binnen de afdeling zouden meer kunnen worden gestimuleerd.
Als ik een hoorcollege geef, vind ik contact met de zaal een van de belangrijkste aspecten. Dit principe van contact kun je ook doortrekken naar andere niveaus. Voor leidinggevenden is contact met docenten/studenten belangrijk. Met plezier leren, daarvoor zijn studenten en docenten beiden nodig, universitair bestuur en universitair beleid kunnen niet zonder de input van beide partijen. Soms is er (ten onrechte) een idee dat onderwijsbeleid top down wordt geïmplementeerd. Partijen meer samenbrengen als bijvoorbeeld al gebeurt in de Opleidingscommissie of in een onderwijssymposium, kan stimulerend zijn in dit verband. Dit gaat niet vanzelf, daar moet energie in worden gestoken. Soms treffen docenten van dezelfde leerlijn maar uit verschillende jaren en uit verschillende groepen elkaar. Het is even werk om iedereen om de tafel te krijgen, maar de meesten verlaten zo’n vergadering wel met hernieuwd onderwijsenthousiasme. Het werkt als docenten (en studenten) over het curriculum communiceren en het is ook een manier om het belang van onderwijs te positioneren
Gelukkig maak je als docent wel mee dat studenten ‘opeens’ enthousiast raken en alles (min of meer) vanzelf gaat. Iedereen komt in een goede flow, het wordt zelfs je taak als docent studenten te begrenzen en af te remmen. Als docent heb ik die ervaring vaak gehad bij ‘belevingsleren’ (er gebeurt iets spannends) of bij activerend onderwijs, studenten worden gevraagd naar een eigen bijdrage. Vrijheid, variatie en het belang van onderwijs binnen de universiteit zijn voor mij drie onderliggende aspecten en naar dit soort plezier moeten we streven, niet alleen in de collegezaal, maar binnen de UvA als geheel.
Amsterdam, 2016
Ik werk plusminus 0,5 dag per week als ZZP'er door het geven van lezingen en het uitvoeren van onderwijs.